H Het boek Vals alarm, waarin psychiater Menno Oosterhoff schrijft over zijn dwangstoornis en die van zijn patiënten, is al toe aan de zevende druk.

 

Oosterhoff is blij met het succes want openheid en aandacht voor deze stoornis vindt hij belangrijk. ‘Schaamte gedijt het best in het duister. Als je open over je dwang bent, neem je er eigenlijk al een beetje afstand van.’

Een goeie aanleiding om hem nog eens te spreken over zijn boek.

‘Hoe meer je dwang in het volle licht kunt zetten, des te meer het aan kracht verliest’

Rond zijn zeventiende begon Oosterhoff een dagboek bij te houden. Niet op een normale manier, nee álles moest hij van zichzelf opschrijven. Liefst maakte hij een kopie van het dagboek zodat de informatie niet verloren zou gaan.

‘Op een gegeven moment was ik bang dat ik zelfs moest opschrijven wanneer ik naar de wc ging. Hier gaat iets dwingends vanuit, besefte ik. Ik voelde het ook als ik iets kwijt was. Ik herinner me nog dat ik een plakbandje in de prullenbak had gegooid, maar ik zag hem er niet in liggen. De gedachte dat dit nu zomaar weg was, kon ik absoluut niet verdragen. Het werd een obsessie.’

De dwangstoornis veroorzaakte een enorme onrust in zijn hoofd. ‘Bij dwang kun je je angstig voelen, alsof het zwaard van Damocles boven je hoofd hangt. Dan is het een soort dreiging. Maar je kunt ook het gevoel hebben dat het niet klopt, dat het niet in orde is, alsof een schilderij scheef hangt. Daar heb ik last van. Het is niet te harden. Het voelt alsof je wereld uit elkaar valt, als een enorme rouw. Terwijl ik maar een plakbandje kwijt was. Ja, het is soms te gênant voor woorden.’ 

Hoe probeerde je dit tegen te gaan?
‘In plaats dat ik probeerde de onrust te verdragen, streefde ik wanhopig naar perfectie en volledigheid. Maar daarmee werd het alleen maar erger want zoiets is natuurlijk niet te doen. Ik vond bijvoorbeeld dat ik een lijst moest aanleggen van steden met meer dan een miljoen inwoners. En die lijst moest volledig zijn want anders had ik het idee dat ik een hele stad oversloeg. Dat slaat natuurlijk allemaal nergens op, maar ik maakte het dus erger door perfectie na te streven.

En dat doen alle mensen met een dwangstoornis. Ze proberen de dwang op te heffen door te streven naar meer zekerheid, meer orde of meer schoonheid. Alleen werkt dit helaas averechts.

Ik zeg wel eens: hoe schoner je bent, hoe gevoeliger voor vuil. Dus als je gevoelig bent om schoon te zijn dan moet je de onrust die het met zich meebrengt om niet schoon te zijn, leren verdragen.

Maar goed, dat wist ik toen nog niet, dus ik zocht het in meer orde. Tot ik zo wanhopig was dat ik de dagboeken vernietigde. Daarna begon ik toch weer, maar na twee jaar heb ik ze opnieuw vernietigd. In feite is dat gedragstherapie. Je zoekt juist datgene op wat je zo vreest: door de dagboeken te vernietigen stel je je bloot aan onvolledigheid. En hoewel ik ook nu nog steeds veel opschrijf, is het sindsdien wel meer binnen proporties gebleven.’

In je boek zeg je dat veel mensen met dwangstoornis geen relatie of werk hebben. Een normaal leven is bijna niet mogelijk?
‘Een niet onbelangrijk deel van deze patiënten wordt zo in beslag genomen door alle dwanghandelingen dat ze niet meer kunnen functioneren. Als het drie uur duurt voordat je je huis kunt verlaten, ben je voortdurend te laat. Ik heb een appgroep voor hulpverleners met dwang en die kunnen voortdurend denken: heb ik het wel goed gedaan, heb ik dat recept wel goed uitgeschreven? Dat gaan ze zo vaak checken dat ze niet meer kunnen functioneren.

Soms heb ik een arts aangeraden om er maar mee te stoppen want het werk gaf zo’n kwelling. Mensen met dwang hebben constant het gevoel van alarm. Dat er iets kan misgaan of iets vreselijks kan gebeuren. Of verloren kan gaan.

“Mensen met dwang leiden eigenlijk een soort dubbelleven.”

Die dwanghandelingen zijn natuurlijk heel vervelend. Het is bijna dwangarbeid. Als iemand zes uur bezig is om zich aan te kleden zodat elk plooitje goed valt, is dat niet leuk. Maar dat heeft diegene er allemaal voor over om van de onrust af te komen. Het is lastig voor te stellen hoe moeilijk het is om dat van je af te zetten. Je weet verstandelijk dat het onzin is maar je moet het toch doen.

Het gaat soms zo ver dat mensen hun zintuigen niet meer vertrouwen. Ik had een vrouw in mijn praktijk die zeker wilde weten dat het licht uit was in haar garage. Ze zag wel dat het licht uit was, maar deed de lamp weer aan om het alsnog te checken. Het is dus pikkedonker en toch voelt het alsof je vergeten bent het licht uit te doen. Daarom noem ik het ook ‘vals alarm’. Volkomen ten onrechte wordt van binnen alarm geslagen. Het is lastig om rustig verder te gaan terwijl dat alarm maar blijft piepen.’

Jij bent psychiater geworden en hebt een vrouw en kinderen. Waarom is het jou wel gelukt?
‘Er zijn mensen met veel ergere dwang dan ik. Ik ben wel grenzeloos in mijn werk geweest, maar niet zo dat ik niet meer kon functioneren. Mensen met dwang leiden eigenlijk een soort dubbelleven. Ze hebben op het eerste gezicht een normaal gesprek met je, maar zijn intussen constant dingen aan het controleren of onthouden. Iemand met smetvrees bijvoorbeeld is in zijn hoofd druk bezig om te checken of hij niet iets aanraakt, terwijl hij ogenschijnlijk rustig met je praat.’

Wat is de oorzaak van deze stoornis?
‘De precieze oorzaak weten ze nog niet, maar het lijkt erop dat iemand er een erfelijke gevoeligheid voor heeft die door omgevingsfactoren en toevalligheden tot ontwikkeling komt. En als je eenmaal in je stoornis zit, leer je jezelf foute gewoontes aan. Daarom is het van belang zo vroeg mogelijk met een behandeling te beginnen want dan kun je nog patronen doorbreken.

Bij mij heeft medicatie goed geholpen. Een deel van mijn onrust verdween. Maar de gewoontes die ik had aangeleerd, waren niet meteen weg. Als ik op vakantie ging was ik drie dagen bezig te pakken. Ik had eindeloze checklists met alles wat ik moest meenemen. Pas langzaam leerde ik dat af en inmiddels kan ik in een uurtje pakken. Je hebt je zo lang aangeleerd alert te zijn en dan moet je nu weer leren te vertrouwen en risico’s durven nemen. Als ik een korte broek vergeet, kan ik die ook nog altijd op mijn vakantieadres kopen.

Wanneer ben je zelf hulp gaan zoeken?
‘Mijn vader overleed in de periode dat ik de eerste klachten kreeg. Bovendien kwam ik uit een streng christelijk milieu. En later stief ook mijn broer. Dus ik had sowieso wel het nodige uit te zoeken in therapie. Het duurde daarom even voordat ik inzag dat ik los van al deze gebeurtenissen een dwangstoornis had.

Dat inzicht kwam geleidelijk. Toen ik als psychiater een jongen van 16 jaar ter behandeling kreeg die precies dezelfde klachten had als ik, wist ik het zeker. Hij had niet zoiets traumatisch als het overlijden van zijn vader meegemaakt en hij was ook niet streng christelijk opgevoed.’

De schaamte kan groot zijn. Helpt het om erover te praten?
‘Als je er met anderen over praat, krijgt het iets minder lading. Doe je het niet, dan kan het demonische proporties aannemen. Toen ik mijn boek uitgaf, kwam ik erachter dat ik ook niet heel open was geweest. Mijn schoonfamilie wist het amper en collega’s ook niet. Het speelt zich allemaal in het hoofd af, dus je kunt het ook niet aan een ander zien.

Maar schaamte gedijt het beste in het duister.

Terwijl, als je erover praat, neem je er meteen wat afstand van. Toch kan ik me goed voorstellen dat je bij een sollicitatie niet snel zal vertellen over je dwangstoornis. Sommige mensen hebben dwanggedachtes over seks met kinderen of dieren. Niet dat ze dit willen, juist niet, maar die gedachtes kunnen ze nauwelijks stoppen. Zij schamen zich verschrikkelijk.

Ik heb wel eens een lotgenotenweekend georganiseerd en het bleek heel steunend te zijn dat anderen net zulke gedachtes hadden als zij. Hoe meer je dwang in het volle licht kunt zetten, des te meer het aan kracht verliest. Je zet de dwang bij wijze van spreken een beetje in zijn hemd. Daarom vind ik lotgenotencontact belangrijk.’

Jouw vrouw krijgt in een eigen hoofdstuk de gelegenheid om te vertellen hoe het is om met iemand met dwang te leven. Dat doet ze op ontroerende en liefdevolle wijze, maar ze vertelt wel hoe lastig het soms is. Wat vond je van haar verhaal?
Oosterhoff begint te lachen. ‘Ik moet even lachen omdat ze eerst een andere versie had geschreven die wat minder liefdevol was. Eíndelijk kon ze haar verhaal doen. Redelijk onverbloemd schreef ze waar ze allemaal knettergek van werd. Ik heb haar gezegd dat ze helemaal vrij was, maar wel gevraagd of ze wilde dat iedereen dit zou kunnen lezen. Toen koos ze toch voor een wat  aangepaste versie.

Ze is ook heel liefdevol naar mij, maar het is voor haar natuurlijk niet altijd even makkelijk. Daar ben ik me wel bewust van geweest. Ik heb altijd gezegd: dwang heb je niet alleen. Wat me raakte waren de tips die ze aan het einde van haar verhaal gaf. Je moet accepteren dat je als partner machteloos bent. Vaak ziet ze dat ik ergens last van heb, maar ze kan daar niks aan veranderen. Domweg omdat je er als ander niks aan kunt doen. Dat vond ik aangrijpend. Ik had me nooit gerealiseerd hoe machteloos dat is voor haar.’

Voor wie heb je dit boek geschreven?
‘Natuurlijk voor mensen met een dwangstoornis, maar ook voor hun familie en behandelaars. Tegen wil en dank weet ik heel goed hoe het van binnen voelt: niet alleen mijn eigen dwang, maar ook alle andere vormen ervan. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik als psychiater én patiënt anderen iets te bieden had. Als ik alleen patiënt was geweest, had ik vooral mijn eigen verhaal verteld. En als ik alleen als psychiater dit boek had geschreven was het vooral informatief geweest. Nu kon ik die twee kanten combineren. Ik wilde ook gewoon een keer mijn verhaal kwijt. Al leest maar één persoon het, dacht ik, dan heb ik het toch opgeschreven.’

Kun je het lezen als een zelfhulpboek?
‘Waar het in mijn boek om gaat is dat iemand de geest moet krijgen: hij moet zoeken daar waar hij niet wil zoeken, namelijk het verdragen van de onrust. Ik wil mensen motiveren om het daarin te zoeken. Toch is het geen zelfhulpboek omdat het helemaal niet eenvoudig is deze stoornis zelf op te lossen.

Met Vals alarm wilde ik ook laten zien welke vormen van dwang er zijn zodat hulpverleners die kunnen herkennen. Je hebt bijvoorbeeld mensen die obsessief denken dat ze homo zijn, terwijl ze eigenlijk hetero zijn. Ik word daar wekelijks over gebeld, maar het staat amper in de handboeken. Collega’s dachten dat deze mensen een beginnende homoseksualiteit ontwikkelden en stimuleerden hen wel eens dan maar wat te experimenteren. Terwijl dat bij OCD faliekant fout is.’

Vertel je jouw patiënten met een dwangstoornis dat je er zelf ook aan lijdt?
‘Dat is niet nodig want de meeste mensen hebben me al op internet opgezocht en weten het dus wel. Of ze hebben mijn boek gelezen. Voordat ik ermee naar buiten kwam, was ik spaarzaam om het met mijn patiënten te delen. Ik was opgeleid met het idee dat je distantie moet bewaren. Daarom was het best spannend om over mezelf te schrijven. Maar ik was intussen aan het einde van mijn carrière en vond dat ik niet meer zoveel te verliezen had. Bovendien, als wij als hulpverleners niet eens open kunnen zijn, hoe kunnen we dat dan vragen van onze patiënten?

Nu hoor ik juist dat mensen het prettig vinden dat ik er zelf ook aan lijd omdat ze zich begrepen voelen. Ik hoef er vaak niet eens iets over te vertellen. Dat begrip vinden ze ook in Vals alarm, zeggen ze me. Hoe moedeloos het is dat een kleine onvolkomenheid als iets onoverkomelijks wordt ervaren. Dat je verstand niet is opgewassen tegen je gevoel. En ook dat zelfs een psychiater deze stoornis niet kan overwinnen, waardoor het dus niet aan henzelf ligt.

Toen prins Claus een depressie kreeg, was dat voor mensen met een depressie ook prettig. Zelfs een prins kan het dus overkomen… Want over psychische aandoeningen hebben we nog altijd het idee dat je je aanstelt, dat je niet genoeg je best doet en dat je te weinig wilskracht hebt. Ik hoor zo vaak dat mensen zeggen: ik ben blij dat jij het ook hebt!

Dan antwoord ik: nou, ik niet hoor, haha.’

Geïnteresseerd?

Je kan het boek hier bestellen.

  • Vals Alarm Menno Oosterhoff

    Vals Alarm

    22,50